Homœopathic Links 2021; 34(S 01): 017-020
DOI: 10.1055/s-0041-1726322
Original Research

Potentie- en Posologieverwarring

Franc Müller
1   Docent diverse homeopathievakken, Voorzitter Coöperatie AvKH en Klassiek Homeopaat, Academie voor Klassieke Homeopathie te Zwolle
› Author Affiliations
Zoom Image
Franc Müller

In mijn twintiger jaren kreeg ik een ernstige ziekte waardoor ik werk en studie stil moest leggen. De boodschap van mijn huisarts was dat ik daarmee moest leren leven en dat er geen genezing mogelijk was. Via via kwam ik bij iemand terecht die met de opleiding tot homeopaat bezig was. Die heb ik mijn toestand voorgelegd en gevraagd of hij wel kon helpen. Samen besloten we om een poging te wagen.

Ik kreeg vervolgens van hem homeopathische geneesmiddelen die een intensief veranderingsproces teweegbrachten waardoor ik vijf jaar later genezen was.

In het begin van de behandeling heb ik mij verwonderd over wat er met me gebeurde. Ik wilde snappen hoe die kleine korreltjes zoveel effect konden hebben, want na elke inname kreeg ik een aanzienlijke verergering van mijn klachten die vaak pas na 10–14 dagen langzaam beter werd. Op mijn vraag hoe dit allemaal kon en hoe het werkte, raadde mijn homeopaat mij aan me in de grondslagen van de homeopathie te verdiepen. Na het boekje “Alles over homeopathie” van Vithoulkas volgde al snel de Organon van Hahnemann. Dat wil zeggen de Nederlandse vertaling van de zesde editie. Dat was het begin van een jarenlange studie van het werk van Hahnemann. Uiteraard begreep ik het in het begin lang niet allemaal, maar de grondslagen en het principe van de homeopathie begonnen langzaam tot me door te dringen.

Op mijn vraag waar dan die ontzettende verergeringen soms vandaan kwamen, antwoordde mijn homeopaat dat dat er nu eenmaal bij hoorde. Wanneer ik echter in de Organon las, kreeg ik het idee dat Hahnemann die verergeringen juist probeerde te voorkomen. Er klopte iets niet met de manier waarop hij beschreef dat gepotentieerde de middelen zouden moeten werken en hoe het in mijn behandeling ging. Die vraag is mij lang bijgebleven.

Omdat het steeds beter met me ging, ik niet langer een groot deel van de dag in bed lag of op de bank zat, ben ik langzaam weer gaan werken, er moest tenslotte ook een boterham verdiend worden en ik wilde graag verder studeren.

Met het genezen van mijn ziekte kwam ik ook in een ontwikkelingsproces terecht. Daardoor veranderde ik ook qua persoonlijkheid. (Eerlijkheidshalve moet ik zeggen dat toen ik ontdekte dat mijn fysieke ziekte niet van mijn mentaal-emotionele toestand gescheiden kon worden, ik ook psychotherapie ben gaan volgen om mijn niet zo eenvoudige jeugd te verteren). Mijn toch niet zo gezonde huwelijk strandde. Ik ben weggegaan en ben opnieuw gaan studeren, maar tijdens mijn reguliere studie bleef mijn nieuwsgierigheid naar de homeopathie kriebelen. Tijdens mijn afstudeerfase ben ik begonnen aan een homeopathieopleiding en omdat ik al heel veel over homeopathie had gelezen en wist, lezingen had gevolgd, zelfs al naar nascholingen voor homeopaten was geweest, ging ik snel door de homeopathiestudie heen. Tijdens mijn opleiding konden mijn vraagtekens bij de potenties niet geheel bevredigd worden. Toen ik zelf aan de praktijk begon ontdekte ik dat de C-potenties inderdaad af en toe flinke verergeringen bij patiënten konden geven. Ik was geschoold in de “unitaire homeopathie,” oftewel in de manier waarop de homeopathie zich ontwikkeld heeft in de Engelssprekende gebieden, met name Amerika. Die ideeën van Kent en zijn naaste collega's waren in de opleiding sterk aanwezig. Daarbij hoorde het gebruik van de hoge C-potenties, droge korrels onder de tong en vervolgens zes weken wachten. Dat bleek bij mijn patiënten lang niet altijd succesvol. Ik ben opnieuw gaan studeren in de Organon en De chronische ziekten, en ontdekte dat het oplossen van middelen een manier was om de sterke werking van de C- potenties te verzachten. Vrij vroeg in mijn carrière ben ik begonnen met het consequent oplossen van geneesmiddelen. Dat hielp: de beginverergeringen werden daar een stuk minder van en gingen sneller voorbij. In de laatste fase van de opleiding heb ik met een medestudent en een niet nader bij naam te noemen boekhandelaar uit Haarlem een grote lading LM-potenties in België gekocht, en die vervolgens over vele dozen verdeeld. Ik had nu naast mijn C- ook een LM-apotheek. Nu moest ik er nog mee leren omgaan. In de loop van de jaren leerde ik dat en merkte dat LḾs toch wel heel anders werkte dan de C-potenties.

Aangezien het “gewone leven” al mijn aandacht vroeg, moest ik mijn zoektocht een flinke tijd stilleggen. Toen ik in 2000 docent werd, bij het (toen nog) Kentcollege, en daar o.a. homeopathielessen ging geven, ontdekte ik dat onze studenten eigenlijk met dezelfde vragen rondliepen als die ik had in het begin van mijn carrière. Die vragen en het voortdurend verbeteren van ons onderwijscurriculum brachten me ertoe mij weer in dat soort fundamentele vraagstukken gaan verdiepen. Mijn collegás en ik hebben een hele reeks syllabi in het Nederlands geschreven waarvan er inmiddels twee van mijn hand als boek verschenen zijn. In die tijd hebben we voor onze studenten ook een eerste versie van een syllabus over potenties geschreven, en daarin alle verschillende smaken en soorten besproken. Omdat ik dat altijd zo zorgvuldig mogelijk wil doen, ben ik me daarvoor wederom gaan verdiepen in de Organon én in al Hahnemann's andere geschriften. Maar deze keer op een andere manier. Ik had de hand weten te leggen op een bijzondere uitgave van de Organon in het Duits. In die uitgave waren alle zes de edities van de Organon naast elkaar gepubliceerd, waardoor je heel goed kon zien hoe Hahnemann in de loop der jaren zijn ideeën en beschrijving van de fundamenten van de homeopathie heeft herzien. Daardoor ontdekte ik dat Hahnemann tot en met de vijfde editie van de Organon uitsluitend over oertincturen en C-potenties heeft geschreven én dáármee heeft gewerkt. Pas in de zesde editie komt hij met wat nu LM-potenties genoemd worden. Verder lezend op diverse plekken in de Duitstalige homeopathieliteratuur ontdekte ik dat het de Zwitserse arts Adolf Voegli was die ze als eerste, foutief, LM-potenties was gaan noemen – LM als Romeins cijfer – betekent 1000–50, wat 950 is, i.p.v. 50.000). Hahnemann zelf noemde ze “médicaments au globuli”1 of “Quinquagintamillesimal”2. Het was Jost Künzli - een van de leermeesters van Voegli - die ze daarom, als afkorting, Q-potenties is gaan noemen. Die benaming heeft echter in Nederland geen ingang gevonden, wel in Duitstalige landen. Mijns inziens is Q juister dan LM. Ik zal daarom hierna uitsluitend nog de benaming ‘Q-potenties’ gebruiken en geen LM. (Veel later ontdekte ik dat er mogelijk een bereidingsverschil is tussen de LM- en Q-potenties, dat naar mijn idee gebaseerd op een foute interpretatie van een voetnoot in het werk van Hahnemann).

Hahnemann zelf noteert de Q-potenties in zijn casusboeken als 1°, 2°, 3° enzovoort. Soms zelfs enkel ° bij Q1.

In mijn intensieve studie van het oorspronkelijke materiaal van Hahnemann kwam ik nog meer opmerkelijke dingen tegen. De ruimte die ik heb voor dit artikel is uiteraard niet voldoende om al die dingen voor het voetlicht te brengen, maar ik geef u een aantal voorbeelden. Als u meer over dit onderwerp wilt weten kunt u mijn nieuwe boek over de potenties lezen (dat verschijnt komend voorjaar). Daarin zal ik op basis van mijn ervaring (en die van collegás) ook tal van praktische aanwijzingen over het gebruik van de verschillende potenties en posologie geven.

Droge korrels, oplossen en herhalen?

In het begin van mijn eigen behandeling heb ik vaak droge korrels toegediend gekregen en moest dan afwachten wat er zou gebeuren. Zo ben ik ook in de praktijk begonnen. Vooral in de Amerikaanse homeopathische literatuur van 100 jaar en ouder kwam deze manier van voorschrijven naar voren. Vele malen heb ik gehoord dat die toedieningswijze bij Kent vandaan kwam, die het weer aan de 4e editie van de Organon ontleend zou hebben. Dus ben ik op zoek gegaan wat daar nu de argumenten voor waren.

In zijn Lectures on Homoeopathic Philosophy (Lecture 34) schrijft Kent over zijn visie op het voorschrift. Hij beargumenteert dat het herhalen van het middel vaak onnodig is als het goed passend is. Dat een éénmalige inname voldoende is om te genezen. Mijn ervaring is dat zelfs als het middel absoluut passend is, herhaling heel zinvol kan zijn, zo meteen daarover meer. Dan zegt hij:

“I very commonly give in vigorous, typhoid fever patients medicine in water, because it is a continued fever; but I watch and wait, giving it several days, and the slightest sign of the action of the remedy causes me to stop it always. I never vary from that. In a fever where the patient is feeble, to gain an immediate reaction that should never be done.”

Deze uitspraak impliceert dat hij in de overige gevallen vaak geen oplossing voorschrijft maar juist droge korrels. Hij kende dus de methode van het oplossen wel. Dat is niet zo vreemd omdat Hahnemann in de 4 edities van de Organon die Kent kende, altijd over het oplossen van middelen heeft gesproken. Maar waar komt dan het voorschrijven van droge korrels vandaan?

Verderop in diezelfde “Lecture” beschrijft Kent het volgende:

“I recently observed a state that occurred from repetition. I sent a very robust young woman, twenty years old, a dose of Bryonia, to be taken dry on the tongue. However, she dissolved it in water, and was taking it at the end of the second day, when I was sent for, at which time she seemed to be going into pneumonia. She had a dry, harsh cough. “What is the matter with my daughter, doctor, is she going to die?” She was proving Bryonia. I stopped the Bryonia, and next morning she was well. This has been seen a great many times when the medicine was similar.”

Hij geeft dit voorbeeld aan de hand van § 159 van de Organon, waarin Hahnemann beschrijft dat in acute ziekte de geneesmiddeldosis zo klein mogelijk moet zijn omdat er bij een acute ziekte in de eerste uren beginverergering kan optreden.

Wat Kent hier beschrijft is dat iemand het oplost en steeds opnieuw inneemt i.p.v. éénmaal korrels onder tong te nemen. Dit laat opnieuw zien dat droge korrels voor Kent een normale manier van voorschrijven was.

Je zou verwachten dat bij Hahnemann terug te vinden. Niets is minder waar. Nergens heb ik bij Hahnemann instructies gevonden om droge korrels in te nemen. Ondanks dat er veel homeopaten zijn (geweest) die er van overtuigd waren dat het droge- korrel-voorschrift uit de vierde editie van de Organon kwam. Ik heb die hele editie erop nagelezen en nergens aanwijzingen gevonden voor droge korrels. Ook in de voorgaande edities is dat niet te vinden. Wanneer je kijkt naar Hahnemanńs aanwijzingen in de Organon wat betreft het gebruik van de gepotentieerde geneesmiddelen dan is dat:

  • in de zesde editie § 245 t/m 248 en § 272 t/m 285.

  • In de vijfde editie zijn dat dezelfde paragrafen, maar met name de eerste serie daarvan verschilt qua tekst aanzienlijk van de zesde editie. Dit omdat het in de vijfde editie gaat om het gebruik van C-potenties in opgeloste vorm. De tweede serie verschilt daarom ook voor een deel.

  • De paragrafen van de vierde editie zijn anders van nummering en beginnen met hetzelfde onderwerp in § 240. Vanaf § 241 is het anders dan in de vijfde en zesde editie.



Publication History

Article published online:
11 November 2021

© 2021. Thieme. All rights reserved.

Thieme Medical and Scientific Publishers Pvt. Ltd.
A-12, 2nd Floor, Sector 2, Noida-201301 UP, India

 
  • Bibliography

  • • Organon synopse – Die 6 Auflagen von 1810–1842 im Überblick – Benard Luft und Matthias Wischner – Haug verlag 2001
  • • Die Chronische Krankheiten band 1 t/m 5–Samual Hahnemann – Haug verlag 1995
  • • Krankenjournal DF5 1837–1842–Samuel Hahnemann – Haug Verlag 1992
  • • Kent́s Minor Writings on Homeopathy – Klaus Henning Gypser – Haug verlag 1987
  • • Lectures on Homeopathic Philosophy – James Tyler Kent – Ehrhart & Karl 1900/1919
  • • Die Entwicklung der Potenzierung bei Samuel Hahnemann – F. Delmour – 1993 / Ludwig-Boltzmann-Institut für Homöopathie - 2016
  • • Die Publicationen Samuel Hahnemann – J.m. Schmidt - Sudhoof́s Archiv Ban 72 heft 1; 1988
  • • Kleine medizinische schriften von Samuel Hahnemann teil 1 und 2–Ernst Stapf – Arnold 1829